Tante Riet is een sterke, onafhankelijke vrouw. Een waar voorbeeld voor mij. Zij is geboren in 1926. Ze heeft destijds bewust gekozen om niet te trouwen omdat ze dan haar vak van lerares niet meer zou kunnen uitoefenen. Heel geëmancipeerd, zonder dat ze het zichzelf echt realiseert.

Zondag was ik bij haar voor haar verjaardag. Samen met één van mijn zussen. Ik heb voor haar het boek ‘De Omwenteling: of de eeuw van de vrouw’ van Suzanna Jansen gekocht. ‘Het boek dat ik had willen schrijven’, zei ik spontaan tegen tante Riet en mijn zus. ‘Wat geweldig! Dat heb ik helemaal meegemaakt!’, zei tante Riet. ‘Ik ga het lezen en dan krijg jij het om te lezen.’

Tante Riet is voor mij mijn tweede moeder. Zij is in de leegte, de ruimte, gestapt die mijn ouders lieten vallen doordat zij niet aanwezig waren, letterlijk (mijn vader) en emotioneel (mijn moeder). Niet uit verkeerde bedoelingen, maar omdat ze niet anders konden. Ze waren kinderen uit hun tijd met beiden een beladen familiesysteem.

Mijn vader heeft altijd hard gewerkt (ook omdat hij het leuk vond) en in financiële zin goed voor mijn moeder en ons (mijn twee zussen en mij) gezorgd.

Mijn moeder heeft veel voor ons gezorgd.  Zij probeerde er te zijn, maar het was veel voor haar alleen. En dan ook nog eens zonder vangnet, opgegroeid onder de rook van Amsterdam en opeens terecht gekomen in een klein dorp in Brabant.

Als een geschenk uit de hemel (zeggen we in Brabant :)), was daar tante Riet. Al van jongs af aan vulde ze de leegte op. In mijn kindertijd en zeker in mijn jongvolwassen leven; tijdens de scheiding van mijn ouders, die voor een groot deel op mij neer kwam omdat mijn moeder inmiddels een herseninfarct had gehad. Tijdens de ziekte van mijn moeder en na haar overlijden nog steeds.

Ik ben dankbaar dat ik tante Riet gisteren nog een keer heb kunnen bedanken dat ze in mijn leven is, dat ik met mijn verhalen bij haar terecht kan, dat ze mijn tweede moeder is. Op 1e Kerstdag ben ik weer bij haar.